Programmeeronderwijs is toe aan volgende stap

woensdag 28 december 2016

Steeds meer Nederlandse scholen besteden aandacht aan programmeren. Zo deden dit jaar maar liefst 10.000 leerlingen mee aan een wereldrecordpoging programmeren. Maar leren kinderen ook echt wat van die programmeerlessen? Jawel, is de voorzichtige conclusie uit het praktische rapport ‘Computational thinking in het Nederlandse onderwijs’ van Kennisnet en het wetenschappelijke rapport ‘Leren programmeren in het po’ van NRO. Toch is er meer nodig. “Het programmeeronderwijs is toe aan een volgende stap, waarin ook aandacht is voor andere vaardigheden”, zegt Remco Pijpers, expert digitale geletterdheid en initiatiefnemer van het Kennisnet-rapport.

Aangemoedigd door vooral het bedrijfsleven leren leerlingen steeds vaker hoe ze zelf apps en websites kunnen maken. “Scholen vertellen dat hun leerlingen gemotiveerd en enthousiast zijn over programmeren, dat is waardevol”, aldus Pijpers. “En de aftrap voor de Codeweek met zo’n wereldrecord programmeerles voor 10.000 kinderen tegelijk is natuurlijk fantastisch.”

En de leerling wordt er wijzer van, zeker wanneer een digitaal vaardige leraar de leerling ondersteunt, wanneer leerlingen onderling samenwerken en wanneer de leerling gebruikmaakt van eigen aantekeningen en directe feedback. Dat blijkt uit het rapport van NRO, een literatuurstudie naar de effecten van programmeren in het primair onderwijs.

Maar, zegt Pijpers, de vraag is hoe je als school verder gaat na afloop van een project als de Codeweek. “Inbedding en terugkoppeling naar het reguliere onderwijs is van groot belang. Dit gebeurt nog niet altijd.”

Breder perspectief

Bovendien is programmeren slechts een onderdeel van de digitale vaardigheid computational thinking. Wie zich beperkt tot programmeren alleen, doet de leerling tekort. Uit het Kennisnet-rapport ‘Computational thinking in het Nederlandse onderwijs’ (onderaan dit artikel te downloaden) blijkt dat er winst te behalen valt met een bredere aanpak, maar hoe doe je dat?

Er bestaat nog veel verwarring over wat computational thinking eigenlijk is. In ‘Curriculum van de toekomst’ beschrijft SLO de vaardigheid als volgt:

‘Computational thinking richt zich op de vaardigheden die essentieel zijn om problemen op te lossen waarbij veel informatie, variabelen en rekenkracht nodig zijn. Het is daarbij belangrijk om te begrijpen hoe informatie tot stand komt, zodat je computersystemen kunt benutten voor het oplossen van problemen, voor het denken in stappen, en daarmee in voorwaardelijkheden voor volgorde van de benodigde gegevens.’

Pijpers: “Daaruit wordt al duidelijk dat de competentie computational thinking nauw verbonden is met de andere digitale 21e eeuwse vaardigheden – mediawijsheid, ict-basisvaardigheden en informatievaardigheden.

Volgens Pijpers is het onmogelijk deze vaardigheden los van elkaar te zien, en is het wenselijk voor leerlingen om juist vanuit breder perspectief technologie in te kunnen zetten om in het dagelijks leven, op school en later op het werk problemen op te kunnen lossen.

“Het gaat erom dat we leerlingen helpen zich te redden in de zee van eindeloze digitale mogelijkheden, dat ze kennis opdoen, technologie leren inzetten en zich bewust worden van alle invloeden die via digitale kanalen binnenkomen.”

Verbinden met visie

Twee derde van de basisscholen en ruim de helft van de middelbare scholen in Nederland doet nog niets aan computational thinking of programmeren, maar de aandacht ervoor groeit wel. Pijpers: “Tegelijkertijd zien we dat het breed integreren van digitale vaardigheden in het onderwijs voor veel scholen lastig is. Dan helpt het wanneer je, voordat je begint met een project of werkvorm, goed nadenkt over een bijbehorende visie.”

“Scholen kunnen het beste vooraf bepalen waarom ze computational thinking of programmeren willen onderwijzen, met welk doel en op welke manier. Het doel bepaalt ook weer de manier waarop.” Iedere school kan hierin, passend bij de visie, eigen keuzes maken. Zoals het vakoverstijgend invoeren van computational thinking of juist aparte lessen erin geven.

Van belang is daarbij de verbinding te blijven maken tussen de competenties die opgedaan worden bij computational thinking, naar andere vakgebieden en vakoverstijgend.

Oplossingen voor echte problemen

Scholen staan er niet alleen voor en kunnen de hulp inzetten van elkaar, het bedrijfsleven en van onderzoek. Een voorbeeld is ook het Jan van Brabant College in Helmond, een zogenoemde BrainPort-school, waar samengewerkt wordt met het bedrijfsleven om het onderwijs zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij de latere beroepspraktijk.

Vanaf dit schooljaar wordt er standaard lesgegeven in programmeren en computational thinking aan alle brugklassers. Een van de hoofddoelen is volgens Hans Vasse, docent design en kunstgeschiedenis, het ontwikkelen van het probleemoplossend vermogen.

Vasse: “Wat we van bedrijven uit de omgeving hoorden, was vooral dat we kinderen moeten leren om zich flexibel op te stellen. Ze moeten oplossingen bedenken voor echte problemen, bijvoorbeeld als de parameters veranderen tijdens het ontwerpproces. Dat soort denken wordt in het traditionele onderwijs veel minder geleerd, vandaar dat we ons richten op computational thinking-onderwijs.”

Meer weten?

Lees voor meer informatie en inspirerende voorbeelden het rapport ‘Computational thinking in het Nederlandse onderwijs‘.

Dit artikel verscheen eerder op Kennisnet.nl en werd geschreven door Marianne Eggink, freelance journalist.

Reacties 2

Laat een reactie achter

Vul je e-mailadres in om op de hoogte te blijven van reacties (je e-mailadres wordt niet gepubliceerd).

Reacties worden eerst goedgekeurd door de redactie.