De Netwerkmaatschappij deel 30: Deze revolutie

woensdag 12 mei 2021

Revoluties heb je in allerlei soorten en maten. In dit blogartikel, deel 30 van de reeks De Netwerkmaatschappij, gaat het om door technologie aangedreven revoluties die de levensomstandigheden in een samenleving drastisch veranderen. Inspiratie voor mijn verhaal deed ik op in The Technology Trap, van Carl Benedikt Frey: een uitgebreide geschiedenis van hoe de mens tot nu toe met belangrijke technologische ontwikkelingen is omgegaan. Op het ogenblik maken we ook een door technologie aangedreven revolutie mee en zijn we er evengoed verantwoordelijk voor dat we die veranderde samenleving op zo’n manier vormgeven dat jongeren zich maximaal kunnen ontplooien. Juist ook degenen die buiten de boot dreigen te vallen.

Illustratie de netwerkmaatschappij

Illustratie: Roeland Smeets

De hamvraag is: hoe kunnen jongeren binnen het onderwijs zich, beter dan nu het geval is, voorbereiden op deze veranderende tijden? Om die deels te beantwoorden zal ik de vier aspecten van digitale geletterdheid tegen het licht houden en kijken of er de laatste jaren een verschuiving qua urgentie heeft plaatsgevonden.

Tot slot: ook door de gevolgen van de coronapandemie wordt er flink nagedacht over een verantwoorde aanpak van het onderwijs zelf. De onderwijsdeskundigen gaan daarbij – hoop ik van ganser harte – het voortouw nemen. Toch wil ook ik, na vijfentwintig jaar ervaring als onderwijsondersteuner, als mediathecaris, een duit in het zakje doen. Want los van het feit dat onze jongeren hoogwaardig onderwijs verdienen, zijn er ook (aan technologie gerelateerde) onderwerpen die onontbeerlijk zijn voor de voorbereiding van jongeren op hun toekomst.

De aanloop naar de eerste Industriële Revolutie

De wereldlijke en religieuze machthebbers, zoals we die in de loop van de oude geschiedenis hebben leren kennen, waren vooral geïnteresseerd in het bestendigen of uitbreiden van hun macht. De toenmalige koningen en keizers hadden in eerste instantie weinig belang bij, of interesse voor machines die het werk van de mens konden overnemen, want er was menskracht genoeg.

Door de ontdekkingsreizigers die “handel” – of in veel gevallen roof – hoog in hun vaandel hadden staan, veranderde vanaf de vijftiende eeuw het een en ander. Er kwam, vooral in Engeland en Nederland, een nieuwe macht opzetten: die van de kooplieden die zich verenigden (lees Acemoglu, Johnson en Robinson p. 546-579). En deze tegenmacht had ook andere belangen dan koningen en keizers. Zij stond in principe open voor wetenschappelijke ontdekkingen. Pas nadat de heersende elites de kant van de vernieuwers gingen kiezen, kon de industrie mechaniseren.

De eerste Industriële Revolutie

1769 is het jaar waarin de Industriële Revolutie officieel van start ging. Toen vroegen Richard Arkwright en James Watt in Engeland het patent aan op hun uitvinding van de stoommachine. Het zou nog even duren voordat fabrieken met weefgetouwen, aangedreven door stoommachines, gingen draaien. En toen het eenmaal zover was braken er grote protesten uit, want de voormalige wevers belandden op straat en hadden geen inkomsten meer. Charles Dickens heeft de weerzinwekkende armoede die in de loop van de 19e eeuw het grootste deel van de bevolking trof, prachtig beschreven.

De tweede Industriële Revolutie

Later in diezelfde (19e) eeuw werden op een ander continent (de VS) twee uitvindingen gedaan die minstens zoveel impact zouden hebben. Tien weken nadat Thomas Edison de elektrische lamp had uitgevonden in 1879, kwam Benz’ uitvinding van de verbrandingsmotor. Later zou blijken dat de bijdrage van elektromotoren aan de Amerikaanse productiviteit veel groter was dan de productiviteitseffecten van elektrisch licht. Elektriciteit kon niet langer alleen dingen verlichten, het zou ze ook van stroom kunnen voorzien.

Massaproductie werd voor de tweede Industriële Revolutie wat de fabrieken betekenden voor de eerste. Ford produceerde in het begin van de 20ste eeuw ongeveer de helft van de auto’s in de VS en kwam met een verhoging van het loon tot 5 dollar per dag; wat kan worden beschouwd als “de meest dramatische gebeurtenis in de geschiedenis van de lonen” (The Technology Trap, p. 199). Kort en goed kun je concluderen dat de vruchten van deze tweede Industriële Revolutie ook geplukt konden worden door de gewone man of vrouw. Dit leidde tot iets dat een welvarende democratie nodig heeft: een middenklasse.

Deze revolutie

Frey maakt in The Technology Trap duidelijk dat het in Engeland in de nasleep van de Industriële Revolutie tientallen jaren duurde voordat mensen zich de kennis en vaardigheden eigen hadden gemaakt om een bestaan op te bouwen. Anders gezegd: na vele tientallen jaren wist de samenleving de meerwaarde van de technologische vooruitgang te benutten. In de VS was men tijdens de tweede Industriële Revolutie wél bereid om een groot deel van de samenleving mee te laten profiteren van de opbrengsten van deze Industriële Revolutie. Dat laatste is iets waar onze samenleving nu eens niet tientallen jaren over zou moeten doen….

De netwerkmaatschappij

De huidige technologische revolutie resulteert wereldwijd in een samenleving die wezenlijk nieuwe trekken vertoont. Hoogleraar Jan van Dijk beschreef die voor het eerst in 1991 (in De netwerkmaatschappij, Sociale aspecten van nieuwe media, Houten, 1991). Voor deze blogserie ga ik echter uit van Manuel Castells’ The rise of the Network Society uit 1996. De term ‘Netwerkmaatschappij’ is een veel nuttiger manier om de hedendaagse samenleving te beschrijven dan ‘Informatiemaatschappij’. Want we leven al sinds de uitvinding van de boekdrukkunst in de 15e eeuw in de informatiemaatschappij en er is sindsdien toch echt wel het een en ander veranderd (lees NetSmart, Rheingold p. 201).

In Nederland

In Een klein land met verre uithoeken beschrijft Floor Milikowski hoe de netwerkmaatschappij in Nederland vorm krijgt. Aan de ene kant vormen zich economisch en technologisch voorspoedige knooppunten zoals Eindhoven en Amsterdam. Aan de andere kant gaat het snel bergafwaarts met regio’s waar het economisch niet goed gaat.

Om dit te illustreren haalt Milikowski de economische toekomstverkenning ‘Nederland in 2040’ van het Centraal Planbureau aan: ‘De toekomst staat of valt met slimme mensen en sterke steden. In het heetst van de technologische revolutie die we doormaken is het zaak voorbereid te zijn en in te spelen op de innovaties die zich constant voordoen. Om dat te bewerkstelligen is het noodzakelijk om te beschikken over een uitstekend opgeleide beroepsbevolking en over steden die als motoren van de economie kunnen wedijveren met de internationale concurrentie. Hoe meer hoogopgeleide mensen zich concentreren in een stad, hoe groter de circulatie van kennis en daarmee ook het innovatievermogen. Hoe groter het innovatievermogen, hoe groter de aantrekkingskracht op bedrijven, die vandaag de dag vallen en staan bij vernieuwing en bij de capaciteit om bij te blijven in het onnavolgbare circus van de technologische vooruitgang.’

Het probleem is hier de ‘uitstekend opgeleide beroepsbevolking’. Want waar het gros van de Europese landen sinds 2003 flink investeerde in het onderwijs, liet Nederland de onderwijsbegroting jaar na jaar slinken. Extra probleem is dat door de coronacrisis de ongelijkheid onder de leerlingen alleen maar is toegenomen.

Onderwijs

Ik heb ervaring met het ondersteunen van onderwijs, het aanbieden van extra tijd en ruimte, juist voor leerlingen die dat thuis niet hebben. Geef die leerlingen – die vaak extra gemotiveerd zijn – de kans om in hun eigen tempo door te leren in een schoolomgeving die hen rust, veiligheid en eventueel begeleiding kan bieden. Dat moet te regelen zijn binnen het onderwijs, zeker nu er vele extra miljoenen die kant op gaan vloeien.

De vier aspecten van digitale geletterdheid zijn in het leven geroepen om de digitalisering van de samenleving binnen het onderwijs een plek te geven:

  • ICT basisvaardigheden. Deze zijn ongelijk verdeeld onder de leerlingen. Daar kan het onderwijs op inspelen door leerlingen de kans te geven elkaar te helpen bij praktische problemen. Het lijkt mij tijdverspilling als een ervaren docent zich bezig moet houden met het aanleren van basisvaardigheden.
  • Mediawijsheid zou ook door ander personeel – niet noodzakelijkerwijs docenten – gegeven kunnen worden, bijvoorbeeld aan de hand van het lessenpakket De Internethelden.
  • Informatievaardigheden. Naarmate je meer weet, kun je beter zoeken. Daar zou het onderwijs consequenties aan moeten verbinden. Hierover schreef ik dit artikel.

Waar ik voor pleit in dit verhaal is dat de school haar verantwoordelijkheid neemt en het aanleren van digitale geletterdheid waar nodig ook buiten het klaslokaal vorm laat krijgen. Reden: buiten het klaslokaal, elders op school kunnen leerlingen kennis en vaardigheden ook van elkaar of ander personeel overnemen. ‘Ander personeel’ kan zijn: een TOA, mediathecaris of een docent.

  • Computational thinking. Hierboven heb ik suggesties gedaan om de werklast van docenten op het gebied van digitale geletterdheid te verminderen. Maar nu wil ik ook dit duidelijk zeggen:
    Beste docenten en beleidsmakers: zet in op computational thinking. Besteed daar je krachten aan zodat jongeren echt de vruchten leren plukken van de huidige technologische revolutie!

Conclusie

Voorkom wat de burgers in Engeland overkwam: dat de verdiensten van nieuwe industrie verdwijnen in de zakken van een kleine groep groot-industriëlen. De echte fout die toen gemaakt werd was dat burgers niet de kennis en vaardigheden aan konden leren om een bestaan op te bouwen met behulp van die nieuwe technologie. Nu, twee eeuwen later, tijdens deze revolutie, is het nog meer van belang dat de mens onderwerp is en technologie hooguit een meewerkend voorwerp.


Lees meer uit de serie De Netwerkmaatschappij:

» De Netwerkmaatschappij deel 29: Leugen & waarheid
» De Netwerkmaatschappij deel 28: Vijfentwintig jaar
» De Netwerkmaatschappij deel 27: Cybernetica

Laat een reactie achter

Vul je e-mailadres in om op de hoogte te blijven van reacties (je e-mailadres wordt niet gepubliceerd).

Reacties worden eerst goedgekeurd door de redactie.