Mediawijsheid draait om wijsheid en attitude, niet alleen om 21st century skillsOnderwijs moet investeren in onafhankelijk beoordelingsvermogen en digitale innovatie, zo bepleit José van Dijck in haar afscheidsrede als president van het KNAW

vrijdag 1 juni 2018

In het huidige online medialandschap dat ons overstelpt met informatie en meningen, wordt het steeds moeilijker om kennis op waarde te schatten. Universiteiten en scholen moeten daarom volop investeren in digitale innovatie en nieuwe manieren om leerlingen en studenten te leren om kritisch na te blijven denken, schrijft José van Dijck, universiteitshoogleraar en scheidend president van de KNAW.

Vorig jaar kwam de 16-jarige dochter van een vriendin thuis met de mededeling dat ze veganist wilde worden, want ‘vlees eten veroorzaakt evenveel kanker als sigaretten’. Toen mijn vriendin vroeg wat dan wel de bron was van deze stelligheid, verwees haar dochter naar de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) die aangehaald zou zijn in What the Health – een Netflix-documentaire die haar via Facebook door vriendinnen was toegestuurd. En die wilden nu allemaal veganist worden, voegde ze eraan toe. Hoewel de documentaire inderdaad naar rapporten van de WHO verwijst, zit hij vol met halve waarheden, verdraaiingen, manipulaties en klinkklare onzin.

Niet alleen voor een 16-jarige wordt het steeds moeilijker om kennis op waarde te schatten in een online medialandschap dat ons overstelpt met informatie en meningen. ‘Wetenschappelijke desinformatie’ is een bijzondere vorm van fake news waaraan we meer aandacht zullen moeten schenken. De laatste jaren zien we hoe georkestreerd wantrouwen ertoe dient om georganiseerd vertrouwen in wetenschap te omzeilen of zelfs te ondermijnen. En dat gebeurt steeds vaker in publieke debatten die vooral via online blogs en sociale media gevoerd worden – debatten waarin de bevindingen van experts even zwaar lijken te wegen als de meningen van willekeurige burgers. Waarom heeft wetenschappelijke expertise het zo moeilijk in het tijdperk van digitale media? Er zijn verschillende verklaringen voor gegeven.

Als alles ‘content’ is, moet je zelf op zoek naar ‘context’

In de eerste plaats heeft de snelle opkomst van online en sociale media in de afgelopen jaren gezorgd voor een geheel nieuwe dynamiek tussen burgers en instituties. Het zwaartepunt van het publieke debat is verschoven van traditionele naar online media, vooral sociale netwerken zoals Facebook, YouTube, Twitter en duizenden genetwerkte blogs. Door de komst van het internet is de verhouding tussen expert en leek veranderd: iedere burger of organisatie kan nu immers informatie genereren, publiceren en verspreiden. Kennis wordt meer en meer beschouwd als iets wat je gewoon via het internet kunt opzoeken; dokter Google maakt van iedereen in tien minuten een huisarts. Een populaire quiz als Dokters versus Internet versterkt die gedachte. Maar de digitale kanalen geven gebruikers vaak weinig houvast ten aanzien van wie wat zegt in welke context en met welke autoriteit of expertise. We noemen dit context collapse: in een online omgeving kan een boodschap alle uiterlijke kenmerken van een ‘betrouwbare’ wetenschappelijke bron hebben, maar het toch niet zijn. Als alles ‘content’ is, moet de gebruiker zelf op zoek naar ‘context’.

In de tweede plaats moeten we kijken naar het gedrag van menselijke gebruikers. Uit recent onderzoek gepubliceerd in Science blijkt dat sociale mediagebruikers meer aandacht schenken aan desinformatie dan aan ‘ware’ berichten. Veel gebruikers laten zich bovendien leiden door hun voorkennis of vooroordelen bij het op waarde schatten van een bericht (confirmation bias). Sociale media spelen hierop in; door individuele gebruikers precies die informatie te sturen waarvoor ze ontvankelijk zijn, genereren ze meer clicks en dus aandacht. Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor ‘kennissen’ of ‘vrienden’ – een proces van peer pressure dat vooral impact heeft op tieners en jongvolwassenen.

Een derde verklaring luidt dat vertrouwen in expertise wordt ondermijnd door actoren die bewust uit zijn op het polariseren van het publieke debat (polarisation push). Sinds 2016 zien we dat het wetenschappelijke discours van logisch redeneren en rationele bewijsvoering steeds vaker wordt aangevallen. Een voorbeeld daarvan zagen we onlangs toen ontkenners van klimaatverandering door het wijd verspreiden van één enkele discutabele bron de stelling poneerden dat ijsberenpopulaties helemaal niet afnemen door klimaatverandering. Op die manier probeerden ze de hele klimaatwetenschap in diskrediet te brengen.

Wetenschappers zijn gewend aan een wereld van genuanceerde redenering, hypothesen en logica. En opeens moeten zij zich verdedigen in een online wereld waarin iedereen gelijk kan krijgen, maar niemand genoeg kan krijgen van zijn eigen gelijk. Een wereld waarin meningen beter renderen dan feiten, waarin beweringen het beter doen dan redeneringen, en polarisatie zegeviert over common ground en common sense. Om tegenwicht te bieden aan de dynamiek van online desinformatie, zal de wetenschap zich veel fundamenteler moeten bezinnen op de nieuwe betekenis van ‘vertrouwen’ in een samenleving die steeds meer digitaal zal zijn.

Vertrouwen in de digitale samenleving

De transformatie naar een digitale samenleving bevindt zich momenteel in een fase van ontregeling – een overgangsfase waarin publieke instituties zichzelf opnieuw moeten uitvinden om wortel te schieten in een nieuwe, nog drassige ondergrond van grote data, platformen, en wereldwijd internetverkeer. Vertrouwen in expertise is niet langer geworteld in de vanzelfsprekende autoriteit die wetenschappers, net als leraren en artsen, vroeger aan hun professionele status ontleenden. In een online samenleving zijn instituties eenvoudig te omzeilen door platforms. En het is voor wetenschappers onbegonnen werk om de feitelijkheid van alle hypes te gaan controleren en weerleggen – dan zouden ze niet meer aan hun echte werk toekomen.

Wetenschappers moeten zichzelf deels opnieuw uitvinden in de digitale samenleving. Sterker nog, de samenleving verwacht van hen dat zij het goede voorbeeld geven en de toekomst mede vormgeven. Universiteiten zullen dus volop moeten investeren in digitale innovatie die het publieke kennisdomein open, transparant en toegankelijk maakt en houdt. Maar ook scholen – van basisschool tot hoger onderwijs – zullen zich moeten bezinnen op nieuwe manieren om hun leerlingen en studenten te leren kritisch na te blijven denken.

Een paar lesuurtjes mediawijsheid is niet voldoende

En dat brengt me terug bij het verhaal van mijn vriendin. Hoe kan een 16-jarige leren om legitieme bronnen te onderscheiden van onzin in een online medialandschap dat haar overstelpt met informatie en meningen? Het helpt niet om simpelweg naar leraren en scholen te wijzen en te hopen dat zij leerlingen zoveel 21st-century skills bijbrengen dat ze straks in een tv-quiz de dokters kunnen verslaan. Wat op het spel staat, zijn niet een paar vaardigheden, maar wijsheid en attitude. Het gaat niet alleen om het kunnen opzoeken van feiten, maar om het leren stellen van de juiste vragen. Hoe leren we leerlingen methodisch redeneren in plaats van dat zij alleen hun mening bevestigd willen zien? Hoe leren we hen onafhankelijk beoordelingsvermogen te ontwikkelen in een universum waar alles ‘content’ is en ‘context’ geen onderscheidend criterium is? Op scholen en universiteiten zal men op oude én nieuwe manieren moeten leren wanneer expertise betrouwbaar is en vooral ook wanneer niet. Dat gaat niet lukken in een paar lesuurtjes mediawijsheid of digitale vaardigheden – hoe belangrijk die ook zijn.

In de digitale samenleving moeten publieke instituties zich intensief bemoeien met het vormgeven van de online dynamiek waarvan ze onvermijdelijk deel uitmaken. Een democratische digitale samenleving betekent een samenleving waarin iedereen gelijk is, maar niet iedereen gelijk heeft. Het is een samenleving waarin universiteiten studenten ruimte geven om van mening te verschillen, maar ook om gemeenschappelijke werkelijkheden te ontdekken. Het is een samenleving waarin studenten alle data en informatie gemakkelijk kunnen vinden, maar vooral ook voldoende wijsheid meekrijgen om kennis te kunnen ontwikkelen. Binnen niet al te lange tijd vertrouwen we immers op hun expertise om de samenleving opnieuw vorm te geven.

Dit artikel verscheen eerder in de Volkskrant van 28 mei 2018, onder de titel ‘Scholen en universiteiten moeten zichzelf opnieuw uitvinden in de digitale samenleving’. Het is een bewerking van de afscheidsrede van José van Dijck, als president van de KNAW. De volledige rede is hier te lezen.

Reacties 3

  1. Roeland Smeets

    Een reactie uit het veld: ik werk in een mediatheek in een school die zijn best doet digitale ontwikkelingen bij te benen en te duiden. Wat mij opvalt is dat het onderwijs zich ten doel stelt de leerlingen te te confronteren met nepnieuws e.d.. Op zich goed bedoeld maar het is een hels karwei om samen met- of aan leerlingen steeds maar weer te leren het onderscheid te maken tussen betrouwbaar- en nepnieuws.
    Wat als het onderwijs een ander perspectief kiest en laat zien welke rol nepnieuws speelt in de wereldwijde politieke arena, waar een hele samenleving slachtoffer kan zijn moderne dictators die allerlei nepnieuws verspreiden waardoor onschuldige mensen in de gevangenis belanden of erger.
    In dat geval zal een jongere in ons land – dat in de wereld een eilandje is op het gebied van vrijheid van meningsuiting – inzien dat hij of zij persoonlijk wel degelijk kans maakt om online de gek gehouden te worden. Als die jongere dan ondertussen ook ook leert bewust om te gaan met de vrijheid van meningsuiting, dan zijn we een stuk verder.

Laat een reactie achter

Vul je e-mailadres in om op de hoogte te blijven van reacties (je e-mailadres wordt niet gepubliceerd).

Reacties worden eerst goedgekeurd door de redactie.