Dit is de staat van het onderzoek naar mediawijsheid in NederlandDoor Jeroen Jansz en Sanne Opree

woensdag 16 juni 2021

Tijdens de coronapandemie is opnieuw duidelijk geworden hoe belangrijk wijs gebruik van media is. Ouders, docenten en ook beleidsmakers zien meer dan ooit de urgentie van mediawijsheid. Maar wat is eigenlijk de staat van onze kennis over mediawijsheid? En wat is er nodig om onderzoek naar mediawijsheid te verbeteren? Om deze vragen te beantwoorden brachten Jeroen Jansz en Sanne Opree, samen met assistente Brechtje Stam, het onderzoek naar mediawijsheid in kaart, in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. 

Het ministerie wilde kortweg weten wat de actuele stand van zaken is in het Nederlandse wetenschappelijke onderzoek naar mediawijsheid en welke conclusies we daaraan kunnen verbinden. Waar het eerdere overzicht van 10 jaar onderzoek een selectie van onderzoeken naar mediawijsheid in kaart bracht, bieden wij nu een uitputtend en systematisch bronnenonderzoek uit de jaren 2013-2020. Het vormt een vervolg op de inventarisatie van 2005-2012.

Lees hier het volledige rapport Mediawijsheid onder de loep

De resultaten vervullen ons met trots. We zijn trots op onze vakgenoten die al die verschillende onderzoeken naar mediawijsheid uitvoerden. En we zijn trots op Netwerk Mediawijsheid vanwege de consequente aandacht voor de bijdrage van wetenschappelijk onderzoek aan de praktijk van mediawijsheid.

Dit zijn de belangrijkste resultaten

We beperken ons hier tot de belangrijkste resultaten. De details kun je in ons rapport naslaan.

  • Het valt op dat mediawijsheid in Nederland breed is onderzocht. De kennis is rijk, maar ook versnipperd. Er zijn veel kleine projecten die onafhankelijk van elkaar zijn uitgevoerd.
  • Het meeste onderzoek gaat over kinderen, jongeren en volwassenen in het algemeen. Er is weinig aandacht voor de allerkleinsten en kwetsbare groepen zoals mensen met een lage sociaaleconomische positie, mensen van hoge leeftijd, mensen met een fysieke of mentale beperking en vluchtelingen.
  • In onderzoek wordt voornamelijk naar vaardigheden of competenties en interventies gekeken. Het valt op dat er weinig aandacht is voor mediawijsheidbeleid en dat de disciplines die zich over het algemeen bezighouden met beleidsvraagstukken – zoals bestuurskunde en sociologie – ondervertegenwoordigd zijn.
  • Iedereen lijkt het erover eens te zijn dat er meer gedaan moet worden aan het bevorderen van mediawijsheid. De bronnen spreken elkaar enigszins tegen over de mate waarin de onderzochte groepen mediawijs zijn – volgens sommige onderzoekers is hun mediawijsheid ondermaats, anderen noemden het matig.
  • Het is lastig een eenduidig advies te geven over welke aanpak voor het bevorderen van mediawijsheid de beste is. Enkele wetenschappers bepleiten daarom een strikte methodologie om het effect van een interventie vast te stellen, bijvoorbeeld in de vorm van gecontroleerde experimenten of zogenaamd longitudinaal onderzoek met herhaalde metingen.

De conclusies en adviezen

De resultaten stellen ons goed in staat conclusies te trekken:

  • Allereerst de eenvoudige conclusie dat de Nederlandse onderzoekers meer in het Engels zouden moeten publiceren om internationale kennisuitwisseling te versterken.
  • Daarnaast moet er overeenstemming worden gezocht over wat onder een succesvolle interventie wordt verstaan en welk soort onderzoek nodig is om dat vast te stellen.
  • Toekomstig onderzoek zou meer de gevaren en kansen van mediagebruik en mediawijsheid in kaart kunnen brengen. Gezien het toenemende aantal burgerzaken dat online geregeld kan of moet worden, zou daarbij ook structureel aandacht moeten worden besteed aan de vraag in hoeverre burgers mee kunnen met de digitale overheid.
  • Aanbevelingen in bestaand onderzoek gaan vooral over de vraag hoe de digitale kloof kan worden verkleind en hoe mediawijsheidinterventies het beste vorm kunnen krijgen. Er is meer onderzoek nodig naar hoe een betere informatievoorziening kan helpen de digitale kloof te verminderen. Het is van groot belang om de interventies beter op de doelgroep af te stemmen, om vervolgens te kunnen bepalen of dit hun effectiviteit versterkt.
  • De duidelijkste conclusie gaat over samenwerking. Niet alleen de samenwerking tussen wetenschappers, maar ook die tussen wetenschappers en de professionals binnen het netwerk. Professionals ontwikkelen in hun werk praktische kennis die ook wetenschappelijk van belang is. Het begin van de uitwisseling tussen Netwerk Mediawijsheid en de wetenschap is er al: het Mediawijsheid Competentiemodel van Netwerk Mediawijsheid uit 2012 werd in een kwart van de studies geciteerd, en in zeven studies werden de competenties uit het model gemeten.

De vervolgstap in het onderzoek

Ons onderzoek bevestigt de centrale plaats van mediawijsheid in Nederland. Mediawijsheid draagt bij aan maatschappelijke inclusie, omdat verstandig omgaan met media noodzakelijk is om als burger goed te kunnen functioneren in de digitale samenleving. Het onderzoeksveld van mediawijsheid is sterk genoeg voor een volgende stap om het veld te verbreden. Het liefst in samenwerking met onderzoekers in andere landen. Het versterken van de banden met Vlaanderen ligt daarbij voor de hand. Alleen al omdat daar deze maand het rapport Naar een mediawijs Vlaanderen is gepubliceerd, dat ook over mediawijsheidonderzoek en -beleid gaat.

Het ministerie van OCW denkt na over het structureel monitoren van mediawijsheidonderzoek. Wij geven graag mee dat een dergelijke monitor toegespitst zou moeten zijn op de vraag of mediawijsheidinitiatieven de beoogde doelgroepen bereiken. In het bijzonder de doelgroepen die tot nog toe weinig in beeld zijn. Het beantwoorden van die vraag vereist een intensieve samenwerking tussen onderzoekers en mediawijsheidprofessionals. Wij zijn blij dat het Netwerk Mediawijsheid het platform biedt voor precies die samenwerking. Belangstellenden kunnen contact opnemen met het het steunpunt [email protected] als ze bij willen dragen aan die samenwerking.

Reacties 1

  1. Roeland Smeets

    Hierboven wordt gemeld dat het aandeel van sociologen en bestuurskundigen niet groot is als het gaat om onderzoek naar mediawijsheid. Ik heb net het boek: Doen, durven of de waarheid, democratie in digitale tijden uit.
    (De titel is wat mij betreft onbegrijpelijk). https://www.walburgpers.nl/nl/book/9789463727846/doen-durven-of-de-waarheid?redirect=aup
    Daarin zijn de sociologen en bestuurskundigen wel vertegenwoordigd. Het komt uit koker van De Jonge Akademie http://www.dejongeakademie.nl, een platform voor talenten uit verschillende wetenschappelijk disciplines, zoals filosofie, geschiedenis, bestuurskunde, psychologie en communicatie wetenschappen.
    De vraag was: Wat is de invloed van digitale platforms op de kwaliteit van processen van waarheidsvinding in de democratie?

Laat een reactie achter

Vul je e-mailadres in om op de hoogte te blijven van reacties (je e-mailadres wordt niet gepubliceerd).

Reacties worden eerst goedgekeurd door de redactie.